Interview met Marjolein en Elwin

Alles goed? 

wat doe je als je partner depressief is

Als ze elkaar leren kennen, gaat het gesprek tussen Marjolein (31) en Elwin (32) al snel over moeders. Moeders die je niet de veiligheid kunnen bieden die je als kind nodig hebt. De band die ze met elkaar voelen levert een intieme vriendschap op.

Wat is dat toch, vraagt hij zich wel eens af, met mensen die veel shit hebben meegemaakt? Soms is het bijna of je het bij elkaar kunt ruiken. Dan weet je gewoon: iemand heeft jou vroeger pijn gedaan. Soms zit het hem in de manier waarop iemand loopt, of hoe iemand werkt. Het zit hem in de kleinste details. Zo ging het ook bij hem en Marjolein.

Het is 2010, ze zijn allebei net 18. Ligt normaal op die leeftijd de wereld aan je voeten, voor Elwin voelt die wereld meer als een noodzakelijk kwaad, iets waar hij zich het liefst aan wil onttrekken. Marjolein is net op kamers en hoopt in Rotterdam een nieuwe start te kunnen maken, weg van de strijd thuis. Ze leren elkaar kennen tussen het gekletter van borden en bestek, sissende stukken vlees en volle tafels met uitgelaten gasten in een restaurant op de Kop van Zuid, een winderig stukje Rotterdam aan de voet van de Erasmusbrug.

Veiligheid

Na het werk is er een drankje aan de bar, een voorzichtig gesprek, wat dollen over en weer en een eerste nachtelijke wandeling naar Elwins huis -hij blijkt geen uitgaanstype, maar praten en wandelen doet hij graag. Het is de eerste van vele wandelingen die zullen volgen: via de Erasmusbrug over het donkere Maaswater gaat het, over de gonzende Coolsingel, de Hofpleinfontein en het laatste lange stuk over de Schieweg.

Het gaat al snel over moeders. Moeders die er niet voor je zijn als je ze nodig hebt, moeders bij wie je je niet veilig voelt, moeders die je pijn doen. Niet bepaald een onderwerp waar ze bij anderen mee aan kunnen komen. Vaders ja, die mogen hun gezin in de steek laten en fouten maken, maar een moeder, die zet je toch op de wereld, die straalt liefde en warmte uit. Lelijk doen over je moeder, dat doe je niet.

Het is de eerste keer dat ze buiten de therapie die ze dan allebei al hebben gevolgd, zo open durven te zijn bij een ander, over hun onveilige jeugd en hun depressies. ‘Er was een bepaalde veiligheid die we bij elkaar voelden’, zo omschrijven ze het nu.

Te veel

Als Marjolein één woord mag gebruiken om haar jeugd te omschrijven, dan is dat eenzaam. Je niet gehoord en gezien voelen door een moeder die een belangrijke baan heeft en daar het merendeel van haar tijd voor nodig heeft. Opgevoed worden door een wirwar aan oppassen, naschoolse juffen en secretaresses van je moeder. En als er dan een leidster stopt, omdat ze een kind krijgt of een nieuwe baan, ‘helemaal kapotgaan’ van verdriet: ‘Dan had ik het idee dat mijn moeder me verliet.’ Altijd als laatste worden opgehaald, en ‘negen van de tien keer was ze dan ook nog te laat’.

Op de basisschool zo gepest worden, dat je op je elfde denkt: ‘Als de wereld zo is, dan hoef ik hier niet te zijn.’

Haar moeder zei het wel hoor: ‘Ik hou van je’, maar Marjolein voelde het niet. En ze had altijd het gevoel dat ze te veel was: dan had ze haar de hele dag niet gezien en ging ze na het eten bij haar liggen op de bank -haar moeder keek naar het nieuws – en dan kreeg ze te horen: ‘Dan hebben we zó’n groot huis en zó’n grote bank; waarom moet je dan weer boven op mijn lip gaan zitten?’. Ze gelooft ook wel dat haar moeder deed wat ze kon, maar ze kon gewoon niet liefdevol zijn, het zat er niet in: ‘Zij kon mij niet dat stukje geven wat ik nodig had.’

Op eigen kracht

Als ze Elwin ontmoet, heeft ze net een rits therapiesessies bij Jeugdzorg achter de rug. Heel veel helpen die sessies niet bij het verwerken van de nare dingen die ze in haar jeugd heeft meegemaakt. Ze maken eerder pijnlijk duidelijk hoe vaak ze niet werd begrepen door andere mensen: ‘Daarna wist ik eigenlijk maar één ding zeker: ik moest het op eigen kracht gaan doen.’ Ook leert ze anders naar haar eigen gevoelens kijken: ‘Ik weet nu dat dingen nogal overweldigend bij me binnen kunnen komen. Soms voelt het alsof ik mentaal word overreden door een vrachtwagen. Dat gevoel is echt, alleen weet ik nu dat ik er niet dood aan ga. We vergeten wel eens dat mentale pijn net zo slopend kan zijn -zo niet erger aangezien er niet meteen een remedie voor is- als fysieke pijn.’

Kan Marjolein de dingen dan al beter plaatsen en begrijpen, Elwin zit er in 2010 nog middenin. Hij vertelt zijn verhaal inmiddels zonder te haperen, als een geoefend verteller. En dat is precies wat hij is: hij zal zijn verhaal minstens al zo’n honderd keer verteld hebben. Dat doet hij als trainer, voorlichter en ervaringsdeskundige in kindermishandeling en suïcidepreventie, voor basisschoolklassen, zorgprofessionals en studenten social work. En recent ook als medewerker bij 113 Zelfmoordpreventie, een hulplijn waar hij belt en chat met ‘mensen die het nodig hebben’.

Schatkistje

Samen met zijn jongere broer wordt Elwin van zijn 4e tot zijn 17e mishandeld door zijn moeder, zowel fysiek als geestelijk: ‘Ze kon ons in elkaar meppen met een slipper, een houten bamboestok of een plank uit een lattenbodem, en we wisten meestal niet waarom. We kwamen er vaak achteraf pas achter wat haar zo gefrustreerd had gemaakt: iets dat we hadden gedaan of juist niet, of iets dat zij had meegemaakt. Dat liet ze dan los op mij en mijn broertje.’ Elwins vader is het merendeel van de tijd afwezig. Hij heeft zijn moeder mishandeld, blijkt later. Het is een van de vele herinneringen die bij Elwin pas jaren later aan de oppervlakte komen, omdat hij ze lange tijd heel diep in zichzelf, ‘ver weg in een schatkistje’ heeft verstopt.

Ook op school is het niet veilig. Hij wordt er gepest en zijn vraag om uit huis geplaatst te worden, wordt jarenlang niet gehoord door docenten en medewerkers. Als hij 17 is, ontmoet hij eindelijk een maatschappelijk werker met een luisterend oor en komt hij via een kamertraining van Jeugdzorg in een begeleid wonen traject terecht. Met het stempel ’urgent’ lukt het hem om op zijn 18e een eigen huurhuis te krijgen. Een kantelpunt in zijn leven, noemt hij het achteraf. ‘Dat is het begin geweest van het herstelproces.’

Confronterend

Het was zijn onveilige jeugd, zowel thuis als op school, die als voedingsbodem diende voor zijn depressie. Negen jaar lang ‘zat hij erin’: van zijn 14e tot zijn 23e. Sindsdien is hij depressievrij. Door zijn werk als ervaringsdeskundige weet hij inmiddels dat depressie veel verschillende vormen en oorzaken kent. Was het bij hem een jeugdtrauma, bij een ander kan het rouw zijn of iets dat van binnen zit: ‘Sommige mensen zeggen het hun hele leven met zich mee te moeten dragen. Voor hen kan het heel confronterend zijn om mijn verhaal te horen.’

In die negen jaar dat hij ‘erin’ zat, was het niet de hele tijd zwart. Hij ging op zichzelf wonen, volgde verschillende therapieën, ontmoette nieuwe mensen, kreeg nieuwe banen, begon twee keer een studie en ontmoette Marjolein. Maar op de dagen dat het niet goed was, was het ook goed mis. Volledig uitgeput wakker worden na een nacht slaap van twaalf uur, en dan alleen maar kunnen voelen ‘ik zit in de ellende’, van top tot teen. Geen puf om je tanden te poetsen, geen energie om te eten of te drinken, de verbinding met je lijf kwijt zijn. ‘Het is alsof iedereen om je heen in kleur leeft en jij zelf in zwart wit.’

Scherpe randjes

Op die dagen sluit hij zichzelf volledig af van de buitenwereld, omdat hij ‘alles en iedereen tot in de diepste kern van zijn ziel helemaal zat’ is. Dus niet naar de supermarkt, omdat je dan weer moet deelnemen aan de maatschappij. En ook geen eten willen bestellen, omdat je de thuisbezorger niet wil laten weten dat je bestaat. Zijn depressie vertelt hem dat hij het leven niet waard is, dat hij maar beter niet naar buiten toe kan gaan, omdat hij een nietsnut is en anderen hem toch maar raar zullen vinden. Hij vindt zichzelf geen man.

Antidepressiva brengen in 2012 even rust. Omdat hij voor zijn nieuwe studie in Utrecht dagelijks met de trein moet en angstklachten begint te ontwikkelen in de overvolle coupés tijdens spitsuren, besluit hij na lang twijfelen toch medicatie te proberen. En het werkt. De scherpe randjes gaan eraf. Hij kan voor zijn gevoel eindelijk weer deelnemen aan de maatschappij, kan weer ‘gewoon leven en normaal denken’. Zijn gedachten gaan niet kriskras meer door zijn hoofd. Maar het jubelgevoel gaat er snel af. Na een maand voelt hij geen pieken en dalen meer: ‘Dingen raakten me niet meer zo. Het maakte allemaal niet zo veel meer uit.’

Kapot

Precies die houding zorgt ervoor dat het misgaat tussen Elwin en Marjolein. Konden ze elkaar voorheen altijd goed vinden in het delen van hun angst, twijfels en verdriet, nu vindt Marjolein dat hij steeds neutraler wordt in zijn emoties. Op een avond hebben ze een gesprek over een relatie waar Marjolein mee in haar maag zit. Elwin reageert anders dan ze van hem gewend is: hij vindt dat ze er niet over na moet denken, dat het zonde van haar tijd is, al dat gepieker, want ze kan er toch niks aan veranderen. Ze schrikt en probeert hem uit te leggen dat hij haar kwetst door haar gevoel te ontkennen. Dat ze het idee heeft dat hij niet zichzelf is, dat het door de medicatie komt. Tot haar verbazing begint Elwin te lachen en haar uit te leggen dat hij zich door de medicatie juist beter voelt, dat hij nu beter in de maatschappij past. Marjolein is perplex: de maatschappij die ze juist altijd vervloekten samen, omdat er meer gegeven wordt om imago dan om elkaar. Ze trekt haar jas aan en trekt zijn deur achter zich dicht. Het duurt jaren voordat die deur weer opengaat. ‘Tot dat moment was ik voor Elwin door het vuur gegaan. Maar die avond maakte alles kapot.’

Het gesprek

Was er bij jullie sprake van trauma bonding, waarbij één of beide partners kampen met onverwerkt trauma?

Elwin: ‘We herkenden elkaar in de ervaringen die we hadden met onze moeders, maar een traumabond, nee. Dan is minstens één van de twee destructief naar de ander, en ziet de ander dat pas veel later of niet in. Dat begint allemaal warm, maar wordt geleidelijk aan steeds kouder. Ik denk niet dat we op die manier gehecht waren. Nee, dat hadden wij totaal niet. Het was meer dat we….’

Marjolein: ‘We voelden ons veilig bij elkaar.’

Elwin: ‘Ja, dat hadden we heel snel door bij elkaar, waardoor we heel makkelijk met elkaar overweg konden. Marjolein voelde als een heel veilig persoon om mee te praten, terwijl ik in die tijd helemaal geen prater was.’

Marjolein: ‘Ja, je moest echt aan jou trekken.’

Elwin: ‘Nee, daar hield ik toen niet van, van praten.’

Marjolein: ‘Dat maakte het voor mij nog mooier toen we elkaar leerden kennen. Omdat ik ook wel hoorde hoe de rest van onze collega’s over je dacht, dat je geen prater was. En toen merkte ik dat ik in onze gesprekken ook wel wat terugkreeg van je. Soms moest ik trekken, maar soms kwam je zelf met dingen. Ik begreep hoe bijzonder het was dat je dat kon, want ik wist hoe lastig het was om te delen. En dat je dat kon bij mij. Ik voelde me vereerd.’

Hij ging open bij jou.

 Marjolein: ‘Ja, er was vertrouwen. Dat vind ik het grootste compliment dat er is. Als iemand dat durft bij je en dat kan. Er zijn ook momenten geweest dat ik het merkte als hij thuiskwam van het sporten. Dan zei ik: “El, ik zie het aan je, aan heel je houding.” “Nee, er is niks!”, was het dan, en maar volhouden. Weet je nog die ene keer, toen ramde je je kastdeur in elkaar.’

Elwin: ‘O ja? Daar heb ik geen herinnering aan.’

Merkte je het altijd wanneer hij niet goed in zijn vel zat?

 Marjolein: ‘Ja en dat heb ik nog steeds wel. Maar vroeger kon hij zich echt terugtrekken, dan hoorde ik dagen niks van hem.’

Zocht je hem dan op?

Marjolein: ‘Als het mij te lang duurde, als ik ging twijfelen, dan wel ja. Ik heb een keer voor je deur gestaan -toen had je je zogenaamd ziekgemeld-, want toen duurde het mij te lang. Dus ik aanbellen, maar je reageerde niet. Pas toen ik je belde, nam je op. “Ik sta voor je deur”, zei ik. Gelukkig deed je toen open.’

Weet je nog wat je zag?

‘Ik zag dat hij zichzelf niet meer verzorgde, niet meer douchte, niet meer gezond at.’

Weet jij dat nog, Elwin?

 Elwin: ‘Nee.’

Marjolein: ‘Hij had altijd heel erg de behoefte om voor me te zorgen, om me te voeden -ik ben nooit een goede eter geweest, vooral niet als ik gestrest ben- dus dat was ook een reden dat ik voor zijn deur stond. Ik wist dan dat hij eten voor me ging maken, en dan wist ik dat hij zelf ook weer ging eten. Hij was aan het gamen, dus ging ik bij hem zitten en op een gegeven moment vroeg hij of ik al gegeten had en toen ging hij eten maken. En toen ben ik gebleven.’

Hielp ze jou daarmee?

Elwin: ‘Ja, ik had iemand om voor te zorgen.’

Was dat een tactiek?

 Marjolein: ‘Deels, maar ik vond het ook gewoon fijn om bij hem te zijn. En ik vond het fijn om te weten dat hij niet alleen was, ook omdat ik wist dat hij de wereld niet altijd een fijne plek vond om te zijn en ik daar ook wel een beetje zenuwachtig van werd. Niet dat ik dacht dat ik het beter maakte. Er waren wel eens dagen dat we geen tien woorden met elkaar wisselden. Dan gingen we gamen, dan was het gewoon fijn dat ik er was.’

Hebben jullie ooit een relatie gehad?

 Marjolein: ‘Nee.’

Dat was meteen duidelijk?

[Schieten allebei in de lach]

Marjolein: ‘Wil er iemand nog wat te drinken?’

Is dat een ongemakkelijke vraag?

Elwin: ‘Nee, ja, hoe leg je dat uit?’

Marjolein: ‘Ik denk dat je wel kan zeggen dat we een bijzondere vorm van liefde voelden die we beiden nog niet eerder in een vriendschap hadden gevonden. Maar dat we dat nog wel aan het aftasten waren.’

Elwin: ‘Ja, dat.’

Marjolein: ‘Er was een bepaalde veiligheid, want ik sliep ook bij hem thuis en voelde me daar niet ongemakkelijk bij. Het was ook niet dat ik constant zat op te letten of ik wel netjes aangekleed was. Als ik in een T-shirt rondliep was het ook goed. We hebben wel eens zitten vozen en dat soort dingen, maar het is nooit een relatie geweest. Het is altijd een hele bijzondere band geweest. Als mensen vragen met wie ik afspreek, zeg ik dat hij mijn beste vriend is. We kennen elkaar door en door.’

Hebben jullie je trauma achter je kunnen laten?

Marjolein: ‘Therapie heeft geholpen, en afstand van mijn moeder. Ze kan me nog steeds niet geven wat ik nodig heb. Ik heb mede om die reden al anderhalf jaar geen contact meer met haar.’

Elwin: ‘Ik heb mijn moeder wel vergeven, maar wat er gebeurd is kan ik niet vergeten. Ik ben nu 31 en ondervind er nog steeds de lichamelijke gevolgen van. Als iets me doet denken aan een bepaalde situatie uit het verleden, schiet mijn lichaam tijdelijk terug naar dat kleine jongetje met die pijn. Vroeger had ik soms maanden nodig -nu eerder dagen-voordat ik voelde: o wacht, ik zit er weer in. En dan pas kon ik weer als een volwassene reflecteren, en uit dat “kind-deel” stappen.’

Hoe uit zich dat?

Elwin: ‘Het is alsof alle ratio verdwijnt, ik ben dan continu geraakt door alles. Je kan geen opmerking maken of ik voel het branden in mijn ziel. Ik ben tot op het bot geraakt en kan er niet op een andere manier naar kijken dan dat je mij expres pijn probeert te doen. Het voelt gewoon net als toen ik thuis woonde. Ik zit dan in het hier en nu te wachten op een klap die niet gaat komen. Ik kan dan aan alle kanten getriggerd worden, dus ik ben continu aan het “trippetrappelen”: kijken hoe alles gaat, is dit veilig, is dit onveilig, is dit echt?’

Je kunt er ook weer uit?

Elwin: ‘Ja, dan moet het volwassen deel weer wakker voelen en denken: dit is niet helemaal de realiteit die ik nu voel. Dat betekent dat ik alles ga toetsen aan de werkelijkheid. Klopt het wat ik denk? Is dit echt de waarheid? Of heb ik het mezelf aangepraat? En dat moet ik dan bijna elke minuut blijven doen, tot het een beetje uitdooft. Ik had het vorig jaar nog tijdens een sollicitatie bij een herstelbureau. Ik kwam haast niet uit mijn woorden en zat helemaal vast. Dat werd gezien door een collega die zei: “Het lijkt alsof je veel te veel dingen hebt meegemaakt, en dat je daardoor niet goed in je eigen lijf zit.” Dat vond ik ook wel moeilijk, omdat hij zag hoe kwetsbaar ik was, maar het hielp ook: ik kon weer terugkomen in mijn volwassen deel en hem bedanken.’

Die ander is dus heel belangrijk voor je?

Elwin: ‘Ja, want anders moet ik het allemaal zelf doen Het is heel fijn als een ander meekijkt zodat ik er ook weer eerder uit kan.’

Zie jij wanneer Elwin in zijn kind-deel zit?

 Marjolein: ‘Niet altijd, maar soms merk ik dat hij van de hak op de tak springt. Bijvoorbeeld als we allen en ik vraag hoe het met hem is.’

Kon je er voor hem zijn toen hij zich heel slecht voelde?

 Marjolein: ‘Ja, ik denk het wel, want ik had altijd wel een idee waar hij zat. Niet precies natuurlijk, want iedereen gaat er anders mee om. Maar wat ik hem graag wilde geven was dat ik nog steeds bij hem wilde zijn, ook al was hij op dat moment in een andere wereld, op de meest donkere plek waar hij niet wilde zijn. Dan hoef je niks te zeggen, of gezellig te doen. Ik denk dat de kracht was dat het niet bijzonder was, dat het niet bijzonder of groter werd gemaakt op dat moment.’

Elwin: ‘De shit was normaal.’

Marjolein: ‘We maakten er geen big deal van. “Anders kan ik niet meer zonder je”: dat zeiden we niet tegen elkaar.’

Elwin: ‘Ja of zeggen: “Moet je niet eens naar de huisarts, ga in cognitieve therapie, misschien moet er een pilletje in.”’

Adviezen die heel veel naasten wel geven.

 Marjolein: ‘Ja, maar ook dat is begrijpelijk. Maar kijk vooral naar wat voor persoon iemand is. Er is geen handleiding. Ik denk dat het ook heel erg ligt aan waar iemand staat in zijn leven, en wat voor persoonlijkheid iemand heeft. Er zijn ook mensen die gewoon een schop onder hun hol nodig hebben.’

Elwin: ‘De kunst is bijschakelen. Per moment kijken naar wat er nu gebeurt met iemand.

Er is geen goed en fout. Dat is belangrijk om je allebei te realiseren. Zo lang je het doet met de beste intenties en met liefde, is er geen fout.’

Tenzij iemand aan de medicatie zit die niet bij hem past?

 Marjolein: ‘Ja, dat is ook waarom het bij ons misging. Ik heb echt wel geprobeerd om er met hem over te praten, maar dan zat hij me met zo’n lege blik aan te kijken, en alleen maar te lachen. Echt, hij haalde het bloed onder mijn nagels vandaan. Ik dacht: “Ik kan hier niet blijven, want dit is niet oké.”’

Hij was er niet meer voor jou?

Marjolein: ‘Ja, het was alsof ik tegen een of andere bimbo aan het praten was, het was Elwin niet meer.’

Elwin: ‘Marjolein was niet de enige die me vertelde dat ik niet mezelf was. Dat voelde niet goed. Toen ik switchte van medicatie, raakte ik bovendien nog dieper in de put. Dat iemand de bodem weg graaft, en dat er nog een verdieping onder blijkt te zitten, zo’n gevoel. Als het leven bestaat uit trillingen die allemaal aan te voelen zijn, dan was er helemaal niks meer. Er was geen trilling, er was stilte, alles was weg. En ik dacht: dit is niet goed, dit is niet oké. Ik ben toen gestopt met de medicatie en heb een tatoeage op de binnenkant van mijn pols laten zetten: Alma Perdida. Verloren ziel. Zo voelde ik me op dat moment.’

Snap je waarom Elwin überhaupt voor antidepressiva koos?

Marjolein: ‘Ja, als Elwin zich afsloot, was ik soms ook bang om hem kwijt te raken. En hij was ook bang voor zichzelf, dat hij domme dingen ging doen, en ik kon niet 24/7 zijn handje vasthouden. Met die pillen had hij het idee dat hij het net wat langer vol kon houden. Kijk, ik snap heel goed dat het soms te zwaar is. Ik heb het nu als alleenstaande moeder ook zwaar: ik zou de vloer onder je voeten kussen als je me even alles uit handen neemt. Dus ik loop ook wel eens weg, of ik drink te veel, of ik rook een blowtje. Maar dat vind ik iets anders: ik kom altijd weer terug. Voor mij is alcohol of dat ene blowtje even bewust weglopen uit het moment, en daarna ga ik weer terug naar het moment. Het probleem met medicatie is dat je er langere tijd bij wegloopt en het dus ook niet meer voelt. Wat ik bij Elwin heel erg ervaren heb, is dat je met medicatie niet terug kan naar je probleem. Dus als je er mee stopt, ben je weer terug bij af. Met medicatie ben je niet meer wie je bent en wie je hoort te zijn. Dan ben ik liever dood. Want als je niks meer voelt, waar doe je het dan in vredesnaam voor? Dan heb je geen reden meer om ergens voor te vechten. Ondanks dat dingen soms echt wel heel shit zijn, precies daarom voel ik ook de mooie dingen.’

Antidepressiva zijn symptoombestrijding?

Marjolein: ‘Ja, je voelt misschien minder pijn, maar het maakt mensen niet beter.’

Was depressie voor jou hetzelfde als voor Elwin?

 Marjolein: ‘Een depressie is voor iedereen anders. Ik kan ook niet zoveel met de term en denk liever niet in hokjes. Er was een tijd dat hij de diagnose autisme kreeg, en dat hij daar alles op gooide. Dat was echt verschrikkelijk. “Ja maar ik ben een autist”, zei hij dan. “Doe eens normaal man, je kan niet overal dat autisme de schuld van geven”, antwoordde ik. “Je hebt nu gewoon geen zin om je te gedragen, je bent nu gewoon te lui om rekening te houden met die ander. Je bent niet de autist, je bent niet degene met een depressie. Je bent en blijft Elwin.” Ik weet wel dat hij struggelde en het moeilijk had, maar ik heb er nooit het label depressie op geplakt. Hij had goeie dagen en soms hele zware dagen. Elwin is voor mij altijd gewoon Elwin geweest, ook toen hij depressief was.’

Was het voor jou wel een depressie, Elwin?

Elwin: ‘Ik noemde het wel zo, omdat ik in die tijd ontzettend op zoek was naar hoe het beestje nu precies heet. Het was hetzelfde als met die autismefase. Toen ik me daarin kon herkennen en het gediagnosticeerd werd, dacht ik: “O, nu snap ik dingen.” Alleen kon ik daar dan ook weer in doorslaan, dan relateerde ik alles daaraan.’

Zie je aan Marjolein wanneer er iets mis is?

Elwin: ‘Ja, maar ze geeft het niet altijd snel toe. We appen veel, omdat we nu wat verder van elkaar wonen. Dus ik leer haar lezen via de app. Soms zit het in iets wat ze typt en soms in wat ze niet getypt heeft. Het is een heel raar gevoelsmatig iets, ik kan het alleen maar omschrijven als een soort bolletje. Dan lees ik het en dan doet iets in mijn lijf: wacht even, nee, ik mis dingen, ik voel dat het er is. En dan moet ik trekken en zeggen: “Waarom doe je alsof het er niet is?” Want dat bolletje was er, ik voelde het. En dan komt de rest van het verhaal eruit.’

Ben je daar blij mee?

Marjolein: ‘Het is fijn dat hij meer ziet dan ik wil laten zien. Ik heb het gevoel dat ik echt gehoord en gezien word als ik met hem ben. Ook de stukjes die ik vervelend vind, voelt hij aan, maar als ik er niet klaar voor ben, gaat hij niet prikken. Hij weet wanneer ik er klaar voor ben.’

Is dat iets waar je hem dankbaar voor bent?

Marjolein: ‘Ja, ik ben dankbaar dat hij mijn beste vriend is, dat hij in mijn leven is, dat ik zo goed met hem kan praten. En dat we elkaar uiteindelijk weer hebben gevonden na een pauze van vijf jaar. Want ik denk dat we een hele bijzondere band hebben. Beste vrienden omschrijft die band niet goed en broer en zus ook niet. Er is geen naampje voor de connectie die we hebben. Toch?’

[Stilte bij Elwin]

Hoe zit dat bij jou?

Elwin: ‘Hetzelfde.’

Marjolein: ‘Lekker enthousiast pipo, doe eens effe je best.’

Elwin: ‘Ik luister naar Marjolein en ik denk: zij was een veilige thuishaven voor mij. Ondanks het feit dat we bij mij thuis waren, was het alsof ik bij haar thuiskwam. Bij haar kon ik gewoon mezelf zijn. Best opmerkelijk, omdat ik in die tijd niet het gevoel had dat ik waar dan ook veilig was, zeker niet bij vrouwen. Ik heb heel lang de overtuiging gehad dat vrouwen onveilig waren. Dat ik haar relaxed genoeg vond om dingen bij te kunnen uiten, is achteraf gezien heel bijzonder.’

Wie nam eigenlijk de eerste stap om weer contact op te nemen?

Marjolein: ‘Ik. Want ik miste hem. Het was onafgemaakt, we hadden het niet goed afgesloten. Dat is niet hoe ik in elkaar zit, ik vind ook altijd dat ik iedereen uitleg verschuldigd ben. Voor mijn gevoel had ik hem in de steek gelaten, ik zat er al vijf jaar mee. Maar hij kon zich het helemaal niet meer herinneren. Hij zei: “Waar heb je het over?”’

Vond je dat niet erg, dat hij dat niet meer wist?

Marjolein: ‘Nee dat hoort bij hem, dat heeft hij vaker. Ik denk dat zowel de zware dagen als de medicatie gaten in zijn geheugen hebben geslagen. Ik ben blij dat hij weer bij mijn leven hoort nu. Mijn kinderen bestormen hem als hij langskomt. Mijn dochtertje is altijd iets terughoudender, maar zelfs die was gisteravond door het dolle heen toen hij binnenkwam.’

Tips

Marjolein

  • Ga er gewoon naast zitten. Niet trekken, niet duwen, niet proberen de mooie dingen op te noemen, maar gewoon daar zitten. Je hoeft niet eens wat te zeggen. Wees gewoon stil en luister als ze überhaupt wat willen zeggen. Zit daar en laat zien dat je ook daar met ze wil zijn, op die donkere plek. Dat ze er dan ook nog steeds toe doen, nog steeds belangrijk voor je zijn.
  • Wees ook eerlijk als je het niet begrijpt. Ik weet nog dat een vriendinnetje in tranen was, omdat haar konijn was overleden. Ik begreep daar helemaal niks van. Waar hebben we het over? Later realiseerde ik mij dat zij nog niemand verloren was, zoals ik (ik had al afscheid moeten nemen van mijn grootouders). Voor haar was de dood van haar konijn op dat moment haar zwaarste verlies ooit. Ik ben teruggegaan en heb haar getroost. Mijn les: je kunt niet tegen een ander zeggen dat ze zich niet moet aanstellen, omdat er ergere dingen in de wereld zijn. Geef de ander de ruimte om te voelen wat ze voelt.
  • Probeer iemands last te verlichten door iets praktisch te doen. Veel mensen met een depressie zijn volgens mij gewoon uitgeput van het altijd maar presteren. Je kunt van enorme waarde zijn door bijvoorbeeld een bordje extra eten te koken en dat voor de deur te zetten. De ander hoeft niet eens open te doen. Laat hem of haar gewoon weten dat het er staat. Of maak het huis schoon als die persoon er even niet is. Vaak stoort zo iemand zichzelf ook aan de rommel, maar weet hij of zij gewoon niet meer waar te beginnen. Je moet die persoon wel goed kennen, want het kan ook verkeerd uitpakken en voelen alsof je grenzen overschrijdt. Vertrouw op je gevoel, luister en heb begrip en geduld.

Elwin

  • Wees er gewoon. Marjolein was een veilige thuishaven voor mij. Bij haar kon ik mezelf zijn.
  • Depressie laat zich niet graag ontdekken. Luister goed naar wat iemand zegt of juist weglaat. De één noemt het depressie, de ander heeft al weken ‘zijn dag niet’.
  • Het idee van hulpverlening kan (zelf)stigmatisering aanwakkeren. Een omgeving waarin gepraat mag worden over de eigen kwetsbaarheid kan dit terugdringen.
  • De grootste winst wordt vaak behaald door te kunnen ‘oefenen’ in het leven, door het leven buiten de zorg om. (Weer) collega, familielid, vriend, partner, muzikant etc. kunnen zijn is pure winst.
  • Depressie kan moeilijk zijn om te bespreken, waardoor je zelf mogelijk leegloopt. Let op jezelf en schakel iemand anders in om het gesprek aan te gaan als het je opslokt. Onthoud ook: je bent niet je depressie!*
  • Steun krijgen maakt een wereld van verschil. Bespreek ook met elkaar wat maakt dat iemand prettig is als steunpilaar. Soms zit de steun in een voorwerp en de herinnering hieraan. Soms klinkt de stap die een ander wil maken als een ramp. Belangrijker is de vraag óf iemand mag (terug)vallen en welke eigen oplossingen er zijn om (weer) op te staan en verder te kunnen gaan.
  • Bekijk samen eens diverse bronnen over depressie, bijvoorbeeld de docuserie ‘Je Suis Depri’, de websites Mindblue of AllesGoed.org, of benader ExpEx (ervaringsdeskundige jongeren) als deze in jouw regio zitten en je een maatje of leeftijdsgenoot zoekt om mee te praten. Zien, horen of lezen hoe anderen op zoek zijn gegaan naar hulp kan werken als een eerste stap.

 

Ben je nieuwsgierig geworden naar Elwin? Op de website van Alles goed kun je nog meer over hem lezen en luisteren. En mijn aanrader: bestel het boek Alles goed? met alle 14 interviews.